zaterdag 14 februari 2015

scheikunde par. 2.6 + 3.7 + 3.8 + 4.7 + 5.3

§2.6 een nieuwe eenheid: de mol                                         binas 2 + 3A + 4 + 7A + 99
Grootheid: iets wat je kunt meten
Eenheid: hierin wordt een grootheid weergegeven. Je kunt eenheden vergroten en verkleinen door omrekenfactoren te gebruiken.

Een mol (n) is een hoeveelheid, uitgedrukt in een aantal deeltjes. 1 mol zijn het getal van Avogadro, (NA) deeltjes.
Molaire massa (M) is de massa van een mol stof

De massa van een hoeveelheid stof kun je omrekenen met een kruistabel.

§3.7 Volume van een mol gas                                              binas 7A
Bij een constante temperatuur en druk bevatten gelijke volumen van verschillende gassen evenveel moleculen en dus evenveel mol

Molair volume (Vm) is het volume van één mol gas, deze is afhankelijk van de druk.

Let bij het rekenen op de significantie

§3.8 Percentage, promillage en ppm                                   binas -
Percentage: het aantal delen van die stof per honderd delen mengsel
Promillage: het aantal dele van die stof per duizend delen mengsel
ppm: het aantal delen van die stof per miljoen delen mengsel
§4.7 Molariteit                                                                       binas -
Molariteit (mol L-1 of mmol mL-1) het aantal mol opgeloste stof per liter oplossing
Om dit verkort weer te geven komen er vierkante haken om de formule van de stof.

De coëfficiënten in een oplosvergelijking geven de verhouding aan waarin het zout verdwijnt en de ionen ontstaan. Coëfficiëntenverhouding = mol verhouding.
Bij zoutoplossing heb je te maken met de molariteit van het zout en de concentraties van de afzonderlijke ionen. Alleen voor de ionen kan de notatie met vierkante haken worden gebruikt.

§5.3 rekenen aan reacties                                                    binas -
Stoichiometrische verhouding is de verhouding waarin de beginstoffen verdwijnen en de reactieproducten ontstaan, ook wel mol verhouding.
Een overmaat is als er een van de beginstoffen meer aanwezig is dan voor de reactie nodig is.

Stappen plan voor rekenen met reacties en zouten:
     1.    Stel de reactievergelijking op
     2.    Reken de massa of het volume van de gegeven stof om naar het aantal mol
     3.    Leid de molverhouding af
     4.    Bereken het aantal mol gevraagde stof
     5.    Reken het aantal stof om naar de gevraagde eenheid

Omrekenschema van mol naar gram, deeltjes, molariteit en gasvolume



vrijdag 13 februari 2015

Latijn Ovidius Pyramus et Thisbe r 55 t/m r 80

als hulp kun je de volgende sites gebruiken:
      -  http://www.wiebekoo.nl/kt/latijn/Ovidius2005/index.htm
      -  http://home.versatel.nl/latijn/hulpteksten_latijn_ovidius.htm

55. Pyramus et Thisbe, iuvenum pulcherrimus alter,
Pyramus en Thisbe, de een de mooiste van de jongemannen,
altera quas Oriens habuit praelata puellis,
de ander verkozen boven de meisjes die in het Oosten woonden,
 contiguas tenuere domos, ubi dicitur altam
bewoonden aangrenzende huizen, (daar) waar men zegt dat 
coctilibus muris cinxisse Semiramis urbem.
Serimis haar hoge stad met bakstenen muren heeft omringd.
Notitiam primosque gradus vicinia fecit;
De nabuurschap maakte bekendheid en de eerste stap;
 60. tempore crevit amor. Taedae quoque iure coissent,
met de tijd nam de liefde toe. Ze zouden ook trouwen,
sed vetuere patres. Quod non potuere vetare:
maar de vaders verboden het. Maar dit konden ze niet verbieden:
ex aequo captis ardebant mentibus ambo.
Met aangegrepen geesten branden ze beiden evenzeer.
Conscius omnis abest, nutu signisque loquuntur,
Elke getuige is afwezig, ze communiceren met knik en teken,
quoque magis tegitur, tectus magis aestuat ignis.
Hoe meer het (vuur) bedekt wordt, des te meer brandt het vuur bedekt zijnde.
 65. Fissus erat tenui rima, quam duxerat olim,
Gespleten was met een dunne spleet, die hij eens opgelopen had
cum fieret, paries domui communis utrique.
toen hij ontstond, de muur gemeenschappelijk aan elk van beide huizen.
 Id vitium nulli per saecula longa notatum
Deze fout eeuwenlang door niemand opgemerkt 
(quid non sentit amor?) primi vidistis, amantes,
( wat merkt de liefde allemaal niet op?) hebben jullie, geliefden, als eerste gezien
 et vocis fecistis iter 
en jullie maakten daarvan een weg van de stem
 70. tutaeque per illud murmure blanditiae minimo transire solebant.
en lieve woordjes waren gewend daar door heen te gaan met het allerkleinste gemompel
saepe ubi constiterant hinc Thisbe, Pyramus illinc,
vaak zodra ze gaan staan hier Thisbe, Pyramus daar,
inque vices fuerat captatus anhelitus oris,
en zodra de adem van de mond is opgevangen:
 invide dicebantparies, quid amantibus obstas?
zeiden ze “jaloerse muur, waarom sta jij geliefde in de weg?
 Quantum erat ut sineres toto nos corpore iungi,
Hoe weinig moeite zou het zijn, om toe te staan dat onze gehele lichamen zich verbinden,
 75. aut hoc si nimium est, vel ad oscula danda pateres!
Of als dit te veel gevraagd is, tenminste openstaan om kussen te geven!
Nec sumus ingrati: tibi nos debere fatemur,
Wij zijn niet ondankbaar: wij bekken dat we aan jou verschuldigd zijn,



maandag 10 november 2014

Nederlands cursus 1 + cursus 2

Hoofdstuk 1 (Literatuur en lezer)

§1 (lezers)
lezersreactie
=
De reactie van de lezer op een tekst, ook wel het effect dat de tekst op je hebt.
leesmotivatie
=
De reden om te lezen. Nieuwsgierigheid speelt vaak een rol.
Veel lezers denken dat literaire teksten inzicht geven in de eigen identiteit en hoe mensen met elkaar omgaan door:
-  identificatie of inleving met personages
-  herkenning van situaties en ervaringen

Literaire voorkeur of smaak
=
De voorkeur van een lezer voor een literaire tekst.
smaakontwikkeling
=
Een lezer kan zich ontwikkelen in de smaak van literaire teksten
De smaak verschillen komen o.a. door:
-  leeftijd
-  opleiding
-  maatschappelijke achtergrond
-  sekse
-  geaardheid
-  gender (de verschillen in gedrags-- en identiteitsaspecten van de sekse

Als je een tekst leest, doe je dit met een bepaalde verwachting niet altijd komt die verwachting uit. Dit bepaalt grotendeels jou oordeel over de tekst

Je verwachtingen worden op geroepen o.a. door:
-  het genre (het soort boek)
-  de titel en de omslag
-  de achterflap
Ook krijg je doordat er suggesties tijdens het lezen worden gegeven een vermoeden over het verdere verloop van het verhaal.


Daarnaast verwacht je als lezer dat je personages kunt begrijpen of je met een personages kan identificeren, belangrijk daarbij is dat een personage interessant of intrigerend is.


§2 (Literaire teksten)
In zakelijke tekst wordt gestreefd de informatie zo eenduidig mogelijk aan de lezer te presenteren.
Een literaire tekst  heeft dat streven niet en kan dus ook meerduidig zijn.

eenduidig tekst
=
Duidelijke tekst waarbij je niet met vragen blijft zitten
meerduidig tekst
=
Een tekst met meerdere betekenissen.
open plekken
=
Een tekstgedeelte dat voor jou als lezer onduidelijk is en vragen of een bepaalt effect bij je oproept.
Open plekken ontstaan door:
-  informatieachterstand (= Informatie die in een verhaal verzwegen is.)
-  vermoedens (= De lezer denkt meer te weten dan de personages in het verhaal.)
-  gedrag van personages
-  titel
vaak komt het voor dat in literaire teksten een bepaalde kennis over de werkelijkheid bekend wordt verondersteld. Dit kan een open plek veroorzaken als jij die kennis niet hebt.

Een literaire tekst doet beroep op je mentale activiteit omdat je als lezer de openplekken wilt invullen (je wordt aan het werk gezet). Die open plekken maken tot een actieve lezer (een lezer die zich dingen af gaat vragen en naar duidelijkheid zoekt).

gesloten einde
=
Aan het eind van een tekst zijn alle open plekken door jou als lezer ingevuld.
open einde
=
Aan het eind van een tekst blijven er vragen en onduidelijkheden voor jou als lezer.
Soorten literaire teksten:
-  proza: Een tekst waarbij de presentatie van de tekst geen belangrijke rol speelt. proza teksten kun je onderverdelen in 3 categorieën:
           ·         roman: 100 pagina’s of meer
           ·         novelle: 80 tot 100 pagina’s
           ·         (kort) verhaal: korter dan 80 pagina’s
-      Gedicht: Een tekst met versregels en veel wit om de regels. De groepen bij elkaar gepresenteerde regels (=strofen) worden door witregels gescheiden.
-      Toneeltekst: Een tekst die is bedoeld om voor een groot publiek te presenteren.

non-fictie verhaal
=
Een verhaal dat overeenkomt met de werkelijkheid. Je stelt er WEL een waarheidseis aan.
fictieverhaal
=
Een verhaal dat afwijkt van de werkelijkheid. Je stelt er GEEN waarheidseis aan.
Er is een literaire non-fictie, de tekst is dan waarheidsgetrouw maar geschreven met literaire technieken.


Essays zijn literaire non-fictie, het zijn beschouwende of betogende teksten waarin de schrijver op literaire wijze zijn persoonlijke visie over het onderwerp presenteert.


§3 (Tekst, lezer en betekenis)
Spontane betekenisgeving
=
Je hebt alleen maar aandacht voor bepaalde aspecten van een tekst, waarbij je andere aspecten niet direct opmerkt.
Bewuste betekenisgeving of analyseren
=
Een meer bewuste manier van lezen

Hoofdstuk 2 (Het lezen van verhalen)

In ver halende teksten wordt een geschiedenis verteld. Het begrip geschiedenis wordt gebruikt om aan te geven waarover verteld wordt.

§1 (Waarover wordt verteld?)
een verhalende tekst bestaat uit:
-  een aantal in zinnen weergegeven gebeurtenissen waartussen je als lezer verbanden legt.
-  Personages: degene die in het verhaal voorkomen en verbonden zijn met de gebeurtenissen uit het verhaal. De rollen van personages:
          ·         Hoofdpersoon: het personage dat een bepaald doel nastreeft. Een hoofdpersoon is
                betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen.
          ·         Bijpersonen: de personages die de hoofdpersoon steunen (=helper)of hem tegenwerken (=tegenstander)bij het bereiken van zijn doel
Vaak is het doel van de hoofdpersoon afhankelijk van de genre.
Personages kun je op verschillende manieren leren kennen:
directe manier
=
De verteller geeft duidelijke aanwijzingen over de personages.
indirecte manier
=
Als lezer leer je de personages kennen door de manier waarop de personages iets doen of zeggen.
analogie
=
Personages worden vergeleken met iets wat over de personages zegt.

Personages kun je op verschillende manieren beoordelen:
Psychologisch benaderen
=
Je denkt erbij naar waarom dat personage dat doet.
Maatschappelijk of ethisch
=
Je gebruikt de nomen en waarden die voor jou gelden om een personage te beoordelen

Een verhalende tekst speelt in een bepaalde setting (historische tijd en ruimte)

historische tijd
=
De tijd bv. WOII
ruimte
=
De omgeving.

§2 (Hoe wordt verteld?)
verteltijd
=
De tijd die je nodig hebt om een tekst te lezen.
vertelde tijd
=
De tijd die de gebeurtenissen in de geschiedenis in beslag nemen.
De verhouding tussen de verteltijd en de vertelde tijd wordt bepaalt door drie aspecten:
-      Versnelling (een gebeurtenis die lang duurt wordt kort verteld)
-      vertraging (de tijd die een lezer nodig heef voor het lezen is langer dan de tijd van de gebeurtenissen zelf)
-      Scène (de vertelde tijd en de verteltijd zijn min of meer gelijk)
Ritme
=
De afwisseling van versnelling, vertraging en scène.

De gebeurtenissen in een verhaal kunnen op chronologische volgorde en niet-chronologische volgorde staan. De chronologische weergave kan worden onderbroken door vooruitwijzingen (een stukje tekst waarin verteld wat nog zal gaan gebeuren) of door een terugverwijzingen (een stukje tekst waarin iets vertelt wordt wat al gebeurt is). Een bijzondere vorm van terugverwijzingen is een flashbacks (een personage beleeft een gebeurtenis die al eerder heeft plaats gevonden).

verhaallijn
=
Samenhangende reeks gebeurtenissen.
motieven
=
Elementen die in verhalen terugkeren

Er zijn twee soorten motieven:
verhaalmotief
=
Een door jou als lezer herkend terugkerend betekenisvol element in een verhaal
leidmotief
=
Herhaling van een woord of voor jou als lezer betekenisvol voorwerp
§3 (Wie vertelt?)
Vertelinstantie
=
Vanuit wie het verhaal geschreven is.
Vertelinstanties zijn niet altijd even betrouwbaar ze kunnen een bepaald effect op jou als lezer hebben.















focalisatie
=
De vertelinstanties of personages die in het verhaal waarnemen en/of een standpunt innemen.
focalisator
=
De vertellers en/of personages die in het verhaal zien, denken of voelen.

§4 (Titel, ondertitel, motto)
titelverklaring
=
Een verklaring/betekenis die jij als lezer zoekt tussen de titel en het verhaal.
motto
=
Citaat uit een belangrijk boek.

zaterdag 8 november 2014

latijn tekst 29A (Hadrianus Graecelus)

          1. Hadrianus primus principum Graeco more barbatus erat.
Hadrianus was de eerste leider die naar gewoonte van de Grieken een baard droeg.
A puero iam imbutus Graecis studiis erat
Al van kinds af aan was hij bezeten van de Griekse studie
et ingenium eius sic ad ea declinabat, ut a nonnullis ‘Graeculus’ vocaretur.
en zelfs zijn karakter was er op gericht, zodat hij door sommige Griekje werd genoemd.
Traditur carminum et litterarum et aliarum atrium studiosissimus fuisse.
Men zegt dat hij zeer belangstellend is geweest voor poëzie, proza en andere kunsten.
5. Famae adipiscendae tam cupidus fuit, ut libros de vita sua scriberet.
Hij was zo begerig geweest om roem te verwerven, opdat hij boeken over zijn leven schreef.
Libertis suis litteratis mandavit, ut hos libros suis
Hij heft vrijgelaten slaven opgedragen boeken te ontwikkelen, om die boeken onder verschillende namen uit te geven
ut hos libros suis nominibus ederent.
om die boeken onder verschillende namen uit te geven.
Etiam plurimis hominibus a se amatis amatoria carmina scripsit.
Ook schreef hij voor meerdere mensen, door hem bemind, liefdesgedichten.
Hadrianus dicitur non solum feminas, sed etiam pueros
Men zegt dat Hadrianus niet alleen van vrouwen maar ook van jongens
10. iuvenesque amavisse. Vehementissime Antinoum amavit.
en jongemannen heeft gehouden. Hij heeft zeer hartstochtelijk Antinoüs bemind.
Antinous erat adulescens Bithynus, eximia pulchritudine et
Antinoüs was een jongeman uit Birthynië, met een uitzonderlijke schoonheid en
corpore athletico.. Hadrianus Antinoum suum,
een atletisch lichaam. Hadrianus verloor zijn Antinoüs,
dum per Nilum navigat, perdidit et eum mulliebriter flevit.
Terwijl hij over de Nijl voer, en hij beweende hem als een vrouw.
Antinous tunc fere viginti annos natus erat.
Toen Antinoüs bijna twintig jaar oud was.
15. Traditur e nave cecidisse et submerses esse.
Hij werd overgeleverd men zegt dat hij van het schip gevallen is en verdronk
Dicebant allii Antinoum volentem vitam devovisse pro Hadriano propter oraculum quoddam.
Anderen zeiden dat Antinoüs vrijwillig zijn leven heeft opgeofferd voor Hadrianus wegens een zekere orakel.
Oracullum enim dixerat: ‘Vita principis longius producetur,
Want een orakel had gezegd: ‘Het leven van de keizer zal worden verlengd,
si quis pro eo vitam devoverit.’ Graeci Antinoum coonsecraverunt,
als iemand zijn leven voor hem zal geven.’ De Grieken Antinoüs als god,
dicentes oracular per eum dari. Ea Hadrianus ipse composuisse iactatur.

zeggend dat orakels door hem gegeven worden. Men zegt dat Hadrianus zelf die orakels heeft opgesteld.
20. Denique astrum visum est, quod astrologi Antinoum esse dicebant.
Tenslotte is een ster gezien, waarvan astrologen zeiden dat het Antinoüs was.
Hadrianus eo loco, ubi Antinous mortuus erat, urbem condidit,
Hadrianus stichtte een stad op de plaats waar Antinoüs gestorven was,
quam ‘Antinopolin’ appellavit.
die hij Antinopolis noemde.
Praeterea Antinoi sui celebrandi causa toto orbe terrarium in foris templisque statuas eius posuit.
Bovendien plaatste hij, om zijn Antinoüs te vereren, op de hele wereld in forums en tempels standbeelden van hem.