zaterdag 8 november 2014

Latijn tekst 27A (Plinius en zijn moeder)

1. Illa nocte tremor terrae ita invaluit, ut omnia verti crederemus.
Die nacht werd de aardbeving zo krachtig, zodat wij geloofden dat alles veranderde (letterlijk: zich draaide).
Irrumpit cubiculum meum mater,
Mijn moeder viel mijn slaapkamer binnen,
ut me excitet. Considimus in area domus, quae mare a tectis dividit.
Opdat ze me wakker maakt. Wij gaan op het terras van het huis, die de zee scheidt van het huis, zitten.
Dubito utrum virtutem an imprudentiam vocare debeam:
Ik twijfel of ik het deugd of onnadenkendheid zou moeten noemen:
5. lego librum Livii, ut excerpam.
ik kies het boek van Livius, opdat ik een samenvatting maak.
Iam hora diei prima et adhuc dubius dies est.
Het is al het eerste uur van de dag en het is nog steeds onzeker of het dag is.
Tecta circumiacentia ita quassantur, ut ruinam metuamus.
De rondom liggende huizen schokken zo, zodat een instorting gevreesd wordt.
Excedere igitur oppido constituimus. Egressi oppidum multa miranda patimur:
Weggegaan uit de stad maken wij veel wonderbaarlijke dingen mee:
vehicular, quamquam in planissimo campo sunt,
karren, hoewel ze op een zeer vlak veld zijn,
10. in contrarias partes aguntur; praeterea mare tremore terrae quasi repellitur,
worden naar alle kanten gevoerd; bovendien  wordt de zee als ware teruggetrokken door het trillen van de aarde,
ut litus multa Animalia maris siccis harenis detineat;
zodat de kust veel zeedieren vasthoudt op het droge zand;
ab altero latere atra et horrenda nubes in longas flammas dehiscit.
aan de andere kant splijt een zwarte en afschrikwekkende wolk in grote vlammen uiteen.
Mater me orat, hortatur, iubet:
Mijn moeder smeekte me, spoort me aan, en beveelt me:
‘Fili mi, fuge, curre, ne hic intereas. Ego vetus sum et bene moriar,
‘Mijn zoon, vlucht, ren, opdat je hier niet sterft. Ik ben oud en zal goed sterven,
15. si tibi causa mortis non ero!’
als ik niet de reden voor jou dood zal zijn!’
Ego respondeo: ‘Mater, una fugiamus’ et, manum eius complexus,
Ik antwoord: ‘Moeder, laten wij samen vluchten’ en, terwijl ik haar hand pakte,
addere gradum cogo. Mater paret aegre et incusat se,
dwing ik haar sneller te lopen. Mijn moeder gehoorzaamd met moeite en beschuldig zich ervan,
quod me moretur. Vulgus quoque ingenti agmine sequitur.
dat ze mij ophoud. Ook het volk volgt in een grote stoet.
Iam cinis cadit, adhuc tamen rarus.
Reeds valt het as, tot nu toe toch hier en daar.
20. Respicio et video caliginem densam quae nos sequebatur. ‘Quid faciamus?’
Ik kijk om en zie een dikke mist die ons volgde. ‘Wat moeten we doen?’
Mater clamat. ‘Deflectamus’, inquam ‘dum videmus,
Roept moeder. ‘laten we van de weg af gaan’, zei ik ‘zolang we nog zicht hebben,
ne turba hominum in tenebris obteramur.’
opdat we niet in de duisternis onder de voet worden gelopen door de menigte.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten