1. Illa nocte tremor terrae ita invaluit, ut omnia verti crederemus.
Die nacht werd de aardbeving zo krachtig, zodat wij
geloofden dat alles veranderde (letterlijk: zich draaide).
Irrumpit cubiculum meum mater,
Mijn moeder viel mijn slaapkamer binnen,
ut me excitet. Considimus in area domus, quae mare a tectis
dividit.
Opdat ze me wakker maakt. Wij gaan op het terras van
het huis, die de zee scheidt van het huis, zitten.
Dubito utrum virtutem an imprudentiam
vocare debeam:
Ik twijfel of ik het deugd of onnadenkendheid zou
moeten noemen:
5. lego librum Livii, ut excerpam.
5. lego librum Livii, ut excerpam.
ik kies het boek van Livius, opdat ik een samenvatting
maak.
Iam hora diei prima et adhuc dubius dies est.
Het is al het eerste uur van de dag en het is nog
steeds onzeker of het dag is.
Tecta circumiacentia ita quassantur,
ut ruinam metuamus.
De rondom liggende huizen schokken zo, zodat
een instorting gevreesd wordt.
Excedere igitur oppido constituimus. Egressi
oppidum multa miranda patimur:
Weggegaan uit de stad maken wij veel
wonderbaarlijke dingen mee:
vehicular, quamquam in planissimo
campo sunt,
karren, hoewel ze op een zeer vlak veld
zijn,
10. in contrarias partes aguntur; praeterea mare tremore terrae quasi repellitur,
10. in contrarias partes aguntur; praeterea mare tremore terrae quasi repellitur,
worden naar alle kanten gevoerd; bovendien wordt de zee als ware teruggetrokken door het
trillen van de aarde,
ut litus multa Animalia maris siccis
harenis detineat;
zodat de kust veel zeedieren vasthoudt op het droge zand;
ab altero latere atra et horrenda nubes in longas flammas
dehiscit.
aan de andere kant splijt een zwarte en
afschrikwekkende wolk in grote vlammen uiteen.
Mater me orat, hortatur, iubet:
Mijn moeder smeekte me, spoort me aan, en beveelt me:
‘Fili mi, fuge, curre, ne hic
intereas. Ego vetus sum et bene moriar,
‘Mijn zoon, vlucht, ren, opdat je hier
niet sterft. Ik ben oud en zal goed sterven,
15. si tibi causa mortis non ero!’
15. si tibi causa mortis non ero!’
als ik niet de reden voor jou dood zal zijn!’
Ego respondeo: ‘Mater, una fugiamus’
et, manum eius complexus,
Ik antwoord: ‘Moeder, laten wij samen vluchten’
en, terwijl ik haar hand pakte,
addere gradum cogo. Mater paret aegre et
incusat se,
dwing ik haar sneller te lopen. Mijn
moeder gehoorzaamd met moeite en beschuldig zich ervan,
quod me moretur. Vulgus quoque ingenti
agmine sequitur.
dat ze mij ophoud. Ook het volk volgt in
een grote stoet.
Iam cinis cadit, adhuc tamen rarus.
Reeds valt het as, tot nu toe toch hier
en daar.
20. Respicio et video caliginem densam quae nos sequebatur. ‘Quid faciamus?’
20. Respicio et video caliginem densam quae nos sequebatur. ‘Quid faciamus?’
Ik kijk om en zie een dikke mist die ons volgde. ‘Wat
moeten we doen?’
Mater clamat.
‘Deflectamus’, inquam ‘dum videmus,
Roept moeder. ‘laten we van de weg af gaan’, zei ik ‘zolang
we nog zicht hebben,
ne turba hominum in tenebris obteramur.’
opdat we niet in de duisternis onder de voet worden
gelopen door de menigte.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten